Frans J.P.M. Kwaad
Home
Vereniging
Oud
Hoorn - Hoofdtoren
Vereniging
Hendrick
de
Keyser
"Ooit omringde elke
zichzelf respecterende stad zich met een complex van
muren, wallen,
torens, poorten en grachten. Met een imposante omwalling,
van verre
zichtbaar, presenteerde de stad zich niet alleen als
onneembare
vesting, maar straalde zij vooral ook macht, rijkdom en
onafhankelijkheid uit."
(Westerheem, februari
2011, p. 48)
Inhoud van de site
Inleiding
In deze website
wordt aan de hand van oude afbeeldingen een bepaald
aspect van de bouwgeschiedenis van de Hoofdtoren te Hoorn belicht.
De
Hoofdtoren is gebouwd in 1532. Het is een verdedigingstoren die
hoorde
bij de in 1508 begonnen omwalling van de stad. In 1614 nam de
Hoornse
kamer van de Noordsche
Compagnie of Compagnie van Spitsbergen voor
de walvisvangst zijn intrek in de Hoofdtoren. Vermoedelijk is dit
gepaard gegaan met bouwkundige aanpassingen. In 1642 is deze
compagnie
weer opgeheven. In 1651 is een belangrijke verbouwing van de
voorgevel
uitgevoerd, waarbij o.a. de topgevel is veranderd van trapgevel in
tuitgevel. Het is niet bekend, wanneer de eerste aanbouwen aan de
toren
zijn gebouwd, en wanneer deze weer zijn afgebroken. Ze komen in
ieder
geval al voor op de oudste afbeelding van de toren (de kaart van
Guicciardini
uit 1582).
De Hoofdtoren heeft de
vorm
van een rondeel (halfrond). De
gevel aan de voorzijde of landzijde van de toren is vlak en
bestaat uit
baksteen. De zeezijde van de toren wordt omspoeld
door
het (destijds) zoute water van de Zuiderzee.
De gevel aan de zeezijde biedt een opvallende
aanblik. Deze
gevel is halfrond en bestaat voor tweederde deel uit witte
kalksteen en
voor eenderde deel uit baksteen. De grens
tussen de twee steensoorten verloopt rafelig. Is dit altijd zo
geweest,
m.a.w. is de toren zo gebouwd en, zo ja, waarom? Of is de huidige
aanblik van de zeezijde het gevolg van latere veranderingen? Over
deze vraag gaat deze website.
Klik hier voor een bericht van aannemer Abma-Ursem over de restauratie van de Hoofdtoren in 2004.
De zeezijde van de Hoofdtoren en het Houten Hoofd
Het bakstenen deel van de zeezijde van de Hoofdtoren. Boven het
deurtje
rechts bevindt zich een fries met het opschrift "Gaet in doer
die enghe
poort".
Velius schrijft in zijn Kroniek van
Hoorn
(1648) het volgende over de bouw van de Hoofdtoren in 1532:
"Dit jaer werd ook de groote tooren gesticht aen 't Hoofd, en na
dat de
grond wel met palen geheijt, en met balken gegort was, soo werd
den
eersten steen op den sesten Augustus geleijd: en daer na wrocht
men hem
te met op, binnen aen de land-zijde met gemeene bak-steen, en
aen den
zee-kant met groote graauwe steenen soo hoog als de dijk was, en
daer
boven met kleijne grauwe steenen: daer werden geen kosten aen
gespaert,
en is een fraij werk, dat de haven in 't innekomen niet weijnig
verciert.
Eer dat dese tooren gemaekt werd, was een kleijn aerden
blok-huijs bij
den ingank van 't Hoofd, alwaer te vooren de gewoonlijke wacht
gehouden
werd. Stond ook een meel-molen dicht daer bij op het groote lege
veld
dat toen bij het gat van de haven was. Dit was soo in 't jaer
1447 en
noch lange daer na. Wanneer de molen voorsz. weg geraekt is heb
ik niet
konnen vinden. Ik moet met een woord hier bij voegen, 't gene
mij op
andere tijden wel geseijd en diets gemaekt is, dat het gat van
de haven
eertijds veel oostelijker soude geweest hebben, dan nu, te
weten, bij
den tooren op 't Baed-land aen de west-zijde, en dat het omtrent
desen
tijd een wijl voor of na gebragt soude wesen ter plaetse, daer
het
tegenwoordig is. Maer de stads oude memorien brengen sulks niet
mede,
en blijkt eer het tegendeel uijt al 't gene, dat ik tot noch toe
gesien
hebbe, immers seer klaerlijk, dat te deser tijd, toen dese
tooren nieu
gemaekt werd, het niet anders was, als nu."
Restauratie
van
de
voet
van
de
Hoofdtoren
in
mei
2011.
Dit
betreft
de "groote
graauwe steenen" waarover Velius spreekt.
De bekleding van
de
zeezijde van de Hoofdtoren met Gobertange steen
Stenvert et
al. (2006) geven de volgend korte schets van de Hoofdtoren:
"Ter bescherming van het in 1464
aangelegde ‘Houten Hoofd’ - waar de grotere schepen afmeerden -
werd in
1532-'34 de Hoofdtoren (Hoofd 2) gebouwd. Deze halfronde
laat-gotische
geschutstoren op vijfhoekige onderbouw is aan de zeezijde met Gobertange- en Ledesteen
bekleed en
voorzien van een weergang op rondbogenfries. Aan de landzijde
heeft de
toren enkele speklagen en aan de noordzijde staat een traptoren.
Van
1614 tot 1645 was de Compagnie van Spitsbergen in de bovenzaal
gevestigd, waartoe de toegang werd veranderd. In 1651 verloor de
toren
zijn defensieve functie geheel. Men wijzigde toen de trapgevel
aan de
landzijde in een tuitgevel en plaatste een dakruiter met een
uurwerkgeleding van ionische zuiltjes en daarboven twee
achtkantige
lantaarns. Daarin hangen een klok uit 1522 en een door François
en Pieter Hemony gegoten klok uit 1646. De dakruiter werd in
1750 na
brand hersteld. De toren is gerestaureerd in 1905-'07, in 1992
en in
2003-'04."
Merk op, dat Stenvert et al. spreken over een bekléding van
de gevel met Gobertangesteen. Een bekleding van de gevel met
natuursteen werd regelmatig toegepast in die tijd. Als dat ook
voor de
Hoofdtoren het geval is,
bestaat de gevel aan de zeezijde dus niet door-en-door uit
Gobertangesteen, maar alleen de buitenste stenenlaag.
Het onderscheid tussen Gobertange en Ledesteen is lastig. Quist
(2011) legt uit waarom. Zijn proefschrift over witte Belgische
steen
aan de TU Delft is hier
te lezen en te downloaden. Over de Hoofdtoren gaf hij als zijn
mening:
"Mijn
eerste reactie op de toepassing van
baksteen en natuursteen aan de Hoofdtoren is overigens
dat het hier
meer gaat om estetische redenen met de bedoeling om
macht uit te
stralen naar buiten (natuursteen) terwijl de binnenkant
"gewoon" met
baksteen bekleed is. Ik neem ook aan dat de
draagconstructie van de
toren ook aan de waterzijde bestaat uit baksteen en dat
de natuursteen
slechts bekleding is." (Bericht
26-2-2010)
In het
Jaarverslag over 2004 van de Vereniging Hendrick de Keyser
wordt over de in dat jaar uitgevoerde restauratiewerkzaamheden van
de
Hoofdtoren onder meer het volgende gezegd: "Gedurende de zomermaanden is de
natuurstenen bekleding van de zee-gevel ingrijpend gerepareerd
en waar
nodig vervangen." Het staat dus vast dat de toren is
bekleed
met Gobertangesteen
en er niet door-en-door uit is opgetrokken. Wat zit er achter de
natuurstenen gevelbekleding, m.a.w. waaruit
bestaat de volledige muurdikte? Is dat baksteen?
Aannemer Abma-Ursem
drukt zich als volgt uit: "De
halfrond gemetselde muur die naar
de zee is gericht, is deels opgemetseld met Gobertange, een
Belgische
kalksteen, deels met een roodbruine baksteen. De naar de stad
gekeerde
vlakke muur heeft eveneens deze baksteen, maar heeft een in
kleur
afwijkende voeg." De aannemer spreekt dus niet over een
bekleding van de gevel.
D.d. 24 maart 2011 stuurde de Vereniging Hendrick de Keyser de
volgende
aanvullende
informatie: "De
torenmuur
is als volgt geconstrueerd: hij heeft een gemetseld
binnenblad, dan puin/mortel e.d, en dan het buitenblad dat uit
massief
natuursteen bestaat. De natuurstenen blokken hebben een
variabele dikte
(voor de verankering in de muur), variërend ca 20-40 cm diep.
Soms
zijn ze nog groter en steken ze zelfs geheel door in het
binnenblad.
Het gaat dus niet om een ‘bekleding’ van een gemetselde muur,
maar een
constructie waar het natuursteen geheel deel van uitmaakt. Het
natuursteenwerk loopt door tot de voet van de toren."
Een vergelijkbare constructie, met een opvulling van breuksteen,
hebben
de muren van de Romaanse St.Veronakapel
.
Velius schrijft over de Hoofdtoren: "...daer werden geen kosten aen gespaert,
en is een fraij werk, dat de haven in 't innekomen niet weijnig
verciert."
Is het niet vreemd om een verdedigingswerk zo 'fraij' te
willen
maken, en voor het fraaie uiterlijk zoveel kosten te willen maken?
Mij
dunkt, dat zo'n verdedigingswerk toch vooral stevig en sterk moest
zijn, en dus vooral dikke muren moest hebben (info),
en
afschrikwekkend
moest
overkomen,
of
beter
nog
onopvallend.
Of
was
het
in
de
zestiende
eeuw
niet
ongebruikelijk
om
(kostbare)
natuursteen
toe
te
passen
voor
de
muren
van
een
verdedigingswerk?
Er
zijn
diverse
voorbeelden
bekend
van
historische bouwwerken met
een
gevelbekleding van natuursteen, een zgn. parement. Joost de Vree
zette
me op het spoor daarvan:
Sint
Lievensmonstertoren,
Zierikzee,
15e eeuw. "De
toren is opgetrokken met enkele miljoenen bakstenen. Ze kwamen
onder
andere uit de omgeving van Dordrecht, Rotterdam en Gouda. De
buitenkant
van de toren werd bekleed met duur natuursteen. De kleine witte
blokken
van zandhoudende kalksteen komen uit de streek ten noorden en
oosten
van Brussel. Deze steen wordt Brabantse witte arduin genoemd. Bekender is de naam
Gobertanger naar één van de vindplaatsen. Voor
ingewikkelder werk, zoals voor de steunberen en pinakels, werd
de
Vlaamse witte arduin of Ledesteen gebruikt, afkomstig uit de
gebieden
ten westen van Brussel. ......... Omstreeks 1510 werd de bouw
gestaakt. Minder
goede tijden waren aangebroken. De stad verarmde en de middelen
ontbraken om de toren te voltooien. De bouwkosten van de toren,
zoals
die verwezenlijkt was, bedroegen niet minder dan bijna F
100.000,- ,
een fabelachtig hoog bedrag."
De
Hervormde
Kerk
te
Scherpenisse "De
bakstenen kerk is bijna volledig bekleed met natuursteen, een
teken van
niet onaanzienlijke rijkdom van het dorp gedurende de
bouwperiode. Het
is een zestiende eeuwse kerk met oudere delen die rond 1565 is
overgegaan naar de reformatie."
Vestingstad
Hulst (16e eeuw) "De
opgaande
bakstenen muren zijn twee meter dik en bekleed met natuursteen.
Het
gewelf bestaat afwisselend uit baksteen en natuursteen en is
1,25 meter
dik."
Domtoren
van
Utrecht (15e eeuw) "De kern van de Domtoren
is
vrijwel geheel van baksteen. Voor een rijker effect werd
deze kern grotendeels bekleed met natuursteen, die geïmporteerd
moest worden
uit België en Duitsland. Oorspronkelijk bestond de bekleding
vooral
uit tufsteen uit de Eifel, met grote hoekstenen van Namense
steen. Hier en daar was ook rode zandsteen in de toren
verwerkt,
afkomstig van de romaanse voorganger van de huidige Dom. Bij de
eerste
grote herstelbeurt van 1517-1520 werd
vooral Bentheimer zandsteen,
Namense steen, Baumberger steen en kalksteen uit Avesnes
toegepast.
Namense en
Baumberger steen werden ook veel bij latere restauraties
gebruikt.
De oorspronkelijke bakstenen plint van de Domtoren werd in 1866
grotendeels vervangen door Portland kalksteen. Overigens is uit
archivalia en sporen ter plaatse
af te leiden dat de Domtoren oorspronkelijk geschilderd was: de
twee vierkanten waren grotendeels steenrood en de lantaarn was
stralend wit."
Delft "Het Noorderkoor en -transept
van
de Oude Kerk uit het begin van de zestiende eeuw, en de
achthoekige
bovenste delen van de vijftiende-eeuwse toren van de Nieuwe
Kerk. Beide
zijn geheel bekleed met natuursteen."
Grote
Kerk
Breda, 1410-1520
"Opvallend is daarbij, dat het gehele gebouw bekleed is met
ZuidNederlandse natuursteen."
De
Waag,
Leiden, 1657. "De Waag is geheel
opgetrokken
uit baksteen, maar de gevel en begane grond zijn bekleed met
natuursteen."
Middelburg
in
Vlaanderen,
Kasteel
Bladelin 15e-16e eeuw "Het
neerhof zelf
kenmerkte zich door een lange
voorgevel, opgebouwd uit ca. 1m
dikke
baksteenmuren, bekleed met waterafstotende witsteen uit
Gobertange
onder en net boven de waterlijn en voorzien van torens en
witstenen
bekleding van kantelen en daknokken."
De kalksteenblokken van
een dergelijke gevelbekleding of parement waren
doorgaans een centimeter of
20 diep. In al deze
gevallen,
met uitzondering van Kasteel Bladelin, had de
natuurstenen gevelbekleding waarschijnlijk niets te
maken met een bescherming tegen aantasting door zout zeewater (zie
verder). "Voor een rijker
effect":
dat
zal
de
reden
zijn
geweest.
Kennelijk
paste
dit
wel
in
de
tijd
van
de
Gotiek,
en
kwam
dit
niet
pas
op
tijdens
de
Renaissance.
Ga
naar
Gobertangesteen
en klik daar op "Fiche pdf" voor de kenmerken van deze
kalksteensoort.
Het is onwaarschijnlijk, dat het hier afgebeelde deel van de Hoofdtoren in 1532 is gebouwd zoals we het nu kennen. Let op het rafelige contact tussen de kalksteen en de baksteen. Dit moet een gevolg zijn van een latere verandering. Let ook op de horizontale banden van witte kalksteen in het bakstenen deel. Deze banden (zgn. speklagen) hadden (en hebben) een puur decoratieve functie. Het bakstenen muurdeel lag dus in het zicht, toen het werd gebouwd. Wat te denken van het doorlopende boogfries boven het kalkstenen én het bakstenen muurdeel? Dat ziet eruit, alsof het in één werkgang is gemaakt. Er zijn geen berichten over beschadiging van de toren door beschieting vanaf zee en latere reparatie van de schade. Bovendien: waarom zou een eventuele schade dan niet zijn gerepareerd met kalksteen i.p.v. baksteen (aangenomen dat de zeezijde oorspronkelijk volledig uit kalksteen is opgetrokken)? Wat zit er achter of onder de natuurstenen gevelbekleding, m.a.w. waaruit bestaat de body van de muren van deze verdedigingstoren? Doorgaans werd in de 16e eeuw baksteen gebruikt voor stadsmuren en verdedigingstorens. Aannemer Abma zegt: "Het bouwwerk staat op een plint van hardstenen blokken op de fundering, met daaronder houten palen. Tegen deze plint zijn eeuwen geleden hardstenen blokken gestort om de getijden te breken."
Vragen en
veronderstellingen
Concreet geformuleerd kunnen de volgende vragen over de Hoofdtoren
worden gesteld:
1. Waarom is niet rondom een-en-dezelfde
steensoort gebruikt voor de gevel van de toren? Waarom zijn twee
steensoorten
gebruikt, en wel
baksteen
voor de landzijde en kalksteen voor (een deel van) de zeezijde?
2. Waarom is slechts een deel van de gevel aan de zeezijde van de
toren
bekleed met kalksteen, en bestaat een ander deel uit baksteen?
Deze vraag staat centraal in deze website.
3. Hoe dik is de natuurstenen bekleding van een deel van de
zeezijde,
en welke steensoort zit er onder de bekleding? Is dat baksteen?
4. Is de toren in 1532 gebouwd zoals hij er nu nog uitziet, of
zijn er
nadien veranderingen doorgevoerd?
Opgemerkt moet worden dat de zeezijde van de toren wordt omspoeld door het (destijds) zoute water van de Zuiderzee.
Er bestaan verschillende (onbewezen) verklaringen voor de
toepassing
van twee verschillende steensoorten, met name voor het gebruik van
kalksteen
voor (een deel van) de zeezijde:
1. Door het gebruik van witte kalksteen
voor
de zeezijde zou de toren
beter zichtbaar zijn uit zee. Dat zou nuttig zijn voor de
zeevarenden
op de Zuiderzee. Daar staat tegenover dat zichtbaarheid eerder een
nadeel dan een
voordeel is voor een
verdedigingswerk. Door zijn
goede zichtbaarheid was de toren een makkelijk te lokaliseren
doelwit
voor beschieting vanaf zee. Later is tot nut van de
zeevarenden een havenlicht of
lantaarn geplaatst bij het gat van de haven (vandaar Lantaarndijk,
later Hay). Kennelijk bestond daaraan behoefte (varen bij nacht).
Deze
lantaarn staat
afgebeeld op de kaart van Hoorn van Blaeu (1630) en op het
panorama van
Hoorn,
getiteld Encomion Hornanum (1640-1660). Op bekend water, zoals de
Zuiderzee, bepaalde men zijn koers en positie op grond van
ervaring,
eventueel met gebruikmaking van zgn. leeskaarten, voorzien van
tekeningen van kustprofielen en andere informatie over de route (lees verder).
Herkenningspunten op de kust waar men langs voer, waren dus
inderdaad
van belang voor de navigatie. De Hoofdtoren was in
1532 niet de hoogste toren van Hoorn, zeker niet zonder het
klokkentorentje dat er pas in 1651 op is gezet, en was dus niet
het
eerste
'landmark' van Hoorn dat in zicht kwam voor varenden op de
Zuiderzee.
Naast of in combinatie met leeskaarten werden wel zgn. paskaarten,
voorzien
van windrozen en kompaslijnen, gebruikt voor de navigatie. Klik op
de
volgende paskaarten van de Zuiderzee:
Zuiderzee
1585
-
Lucas
Jansz
Waghenaer
Zuiderzee
1590
-
Lucas
Jansz
Waghenaer
Zuiderzee 1664 -
Hendrick
Doncker
Zuiderzee 1668 - Pieter
Goos
Zuiderzee
1680
-
Johannes
van
Keulen
Zuiderzee 1712 - Nicolaas
Witsen
Zuiderzee 1735 -
Johannes
van Keulen
Zuiderzee 1771 -
Johannes
van Keulen
2. De kalksteen zou beter bestand zijn tegen de inwerking van het
zoute
water van de Zuiderzee dan baksteen. Dit vindt enige steun in de
volgende
passage van Velius: "In 1541 bouwde men een nieuwe muur tussen het
Hoofd
en de Baadlandstoren, met grote bentheimerstenen (zandsteen, FK)
van de
grond af tot een stuk boven het water en daarvandaan verder met
dubbelgebakken
steen." Dit duidt erop, dat men voor muurdelen die in contact
kwamen
met
zout zeewater een steensoort gebruikte met een hogere
(veronderstelde)
hardheid of weerstand tegen zoutschade dan baksteen. Strict
genomen had
men alleen voor de onderste paar meter van de zeezijde van de
Hoofdtoren
kalksteen hoeven te gebruiken, als men inderdaad van mening was of
de
ervaring
had dat de betreffende kalksteensoort beter dan baksteen bestand
was
tegen
de inwerking van het zoute zeewater. Dat heeft men niet gedaan.
Men
heeft
een groot deel van de zeezijde van onder tot boven opgetrokken uit
kalksteen
en een veel kleiner deel van onder tot boven uit baksteen.
3. Men heeft kalksteen toegepast uit overwegingen van esthetische
of
representatieve aard, dus vanwege de uitstraling die de toren
moest
hebben.
De Hoofdtoren was een visitekaartje van Hoorn, en is dat nog
steeds.
4. Met baksteen zijn fijnere versieringen in het metselwerk
mogelijk
dan met de veel grotere kalksteenblokken. Denk aan de boogfriezen,
driepassen en
vensternissen
aan de landzijde. Vandaar baksteen voor de landzijde.
5. Financiële redenen. Kalksteen (Gobertangesteen) was duurder
dan baksteen. Daarom is alleen kalksteen voor de van ver zichtbare
zeezijde
gebruikt en baksteen voor de landzijde. Tijdens de bouw zou men
door
verder
toegenomen geldgebrek zijn genoodzaakt de zeezijde af te bouwen
met
baksteen.
6. Er was onvoldoende aanvoer van de gebruikte kalksteensoort
tijdens
de bouw. Vandaar baksteen voor een deel van de zeezijde.
7. De zeezijde van de toren is tijdens de bouw in 1532 volledig
met
kalksteen bekleed. In later tijd is dat veranderd, en bestaat nu
een
deel van de gevel aan de zeezijde uit baksteen.
Klik op zoutverwering voor meer informatie.
Janse en Van Straalen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
spreken zich in hun boek "Middeleeuwse stadswallen en stadspoorten
in
de lage landen" (1975, p. 130) duidelijk uit voor de eerste
hypothese:
"De toren werd in de jaren
1532-1534
gebouwd ter bescherming van het in
1464 aangelegde houten havenhoofd en de haventoegang. De
plattegrond is
halfcirkelvormig op veelhoekige voet aan de zeezijde en recht
aan de
stadzijde. De buitenzijde is aan de waterkant voor twee derde
geheel
bekleed met witte Brabantse natuursteen en de rest van de
ronding aan
de noordzijde bestaat uit baksteen met enkele witte zogenaamde
speklagen. De witte bekleding houdt verband met de zichtbaarheid
uit
zee. Het bakstenen gedeelte was uit zee niet te zien."
Om hun woorden kracht bij te zetten geven zij een schets van de
ligging van de Hoofdtoren:
Deel
van
een kaartje met de plaats (A) en de oriëntatie van de
Hoofdtoren in Hoorn.
Bron: Janse en Van Straalen,
1975.
Impliciet ligt in de visie van Janse en Van Straalen besloten, dat
de
gebruikte kalksteensoort veel duurder was dan baksteen. Want, als
dat
niet zo was, zou men zeker de gehele halfronde zeezijde hebben
bekleed
met kalksteen. Dat zou nl. een veel fraaier beeld hebben
opgeleverd dan
de toren thans te zien geeft. Hoe groot was de besparing, t.o.v.
de
totale bouwkosten van de toren, die men hierdoor heeft bereikt? En
zat
de stad Hoorn in 1532 zo slecht bij kas, dat men deze besparing
belangrijker vond dan een onberispelijk uiterlijk aanzien van de
toren?
Om dit te kunnen beoordelen zijn gegevens nodig over het
prijsverschil
tussen baksteen en de gebruikte natuursteen en de financiële
situatie van de stad Hoorn in 1532. Hiervoor zijn we aangewezen op
berichten van tijdgenoten. Wat betreft de prijzen van
bouwmaterialen
zijn deze berichten erg schaars. De enige makkelijk toegankelijke
bron
is een pagina op de site van het "International Institute of
Social
History". Klik hier
voor prijzen en hier
voor uitleg. Maar de informatie die daar wordt gegeven, is
jammergenoeg
toch te fragmentarisch om een uitspraak te kunnen doen over het
prijsverschil tussen natuur- en baksteen in 1532. Archiefstudie in
het
Oud Archief van Hoorn is noodzakelijk.
Hoorn
op
de kaart van Joost Jansz Beeldsnijder, gedateerd 1575
Bekleding van een deel van de gevel aan de zeezijde met
kalksteen en een ander deel met baksteen is bouwtechnisch niet
onmogelijk, maar roept vooral esthetische
bedenkingen op. Het bereikte resultaat is verre van fraai (zie de
foto's op deze site). Dit doet
eigenlijk afbreuk aan het beoogde (?) rijke effect van de witte
kalksteen. Velius schrijft in zijn Kroniek van Hoorn over de
toren: "Kosten werden niet
gespaard en het is
een fraai bouwwerk geworden, dat de haven bij het binnenvaren
een mooie
aanblik geeft." Volgens Lesger (1990, pp. 206-208)
krabbelde Hoorn in de loop van de zestiende eeuw aardig op na een
'periode van ontreddering' in de jaren 1475-1500.
Het bouwjaar van de Hoofdtoren (1532) viel wel in een periode van
duurte, doordat in 1531 de Sont was gesloten en de belangrijke
handelsvaart op de Oostzeegebied stilllag. Door de blokkade van de
Sont
ontstond grote armoede in het hele land. Toch werden in Hoorn in
die
jaren, behalve de Hoofdtoren, nog enkele andere grote bouwwerken
uitgevoerd, nl. twee verdedigingstorens tussen de Noorderpoort en
de
Koepoort (1528), de toren van de Grote Kerk (1531), een nieuw
weeshuis
(1531) en een nieuw gasthuis (1531). In 1534 bleef de Sont
gesloten.
Toch werd in dat jaar een nieuwe haven aangelegd in Hoorn. Dat
kostte
een hoop geld aan arbeidsloon, schrijft Velius. Pas in 1537 ging
de
Sont weer open, waardoor allerlei goederen o.a. graan en noords
hout,
opeens de helft in prijs daalden. Dit overziende, was
de stad Hoorn in
1532 zeer waarschijnlijk kapitaalkrachtig genoeg om de gehele
zeezijde
van de Hoofdtoren met witte kalksteen te hebben kunnen bekleden.
Geldgebrek was geen reden om het niet te doen. Hebben ze het dus
wél gedaan (en is het later veranderd), of was er een andere
reden om een deel niet te bekleden?
Waarom zou een verdedigingswerk van verre goed zichtbaar moeten
zijn? Daardoor vormt het juist een makkelijk te vinden doelwit
vanuit
zee. Was camouflage van militaire objecten een overweging in de
zestiende eeuw? Citaat uit de website over Kasteel
Vredenburg in Utrecht, gebouwd in 1528-1532:
"De opkomst van het vuurwapen in de vijftiende eeuw maakte de
bestaande
verdedigingswerken kwetsbaar. Vooral de ontwikkeling van het kanon
tot
een mobiel en daardoor tactisch snel inzetbaar wapen met steeds
grotere
vuurkracht en ijzeren in plaats van stenen kogels, deed de
middeleeuwse
vestingwerken op hun grondvesten trillen. Het waren vooral de hoge
bakstenen stads- en kasteelmuren die kwetsbaar bleken voor dit
geschut.
Aanvankelijk konden uitgebreide grachtenstelsels de stedelingen en
kasteelheren nog wel wat soelaas bieden, omdat daarmee de afstand
tussen de opgestelde vijandelijke kanonnen en de muren vergroot
werd,
maar het was slechts een kwestie van tijd voordat de toenemende
vuurkracht ook de brede grachten zinloos maakte. Gedurende de
gehele
zestiende eeuw maakte het vuurgeschut een stormachtige
ontwikkeling
door. De kanonnen die in 1577 bij de belegering van Vredenburg
werden
gebruikt, hadden al een bereik van meer dan 500 meter. De kanonnen
die
Maurits enkele decennia later gebruikte, konden zelfs een doel op
een
kilometer afstand raken. Bovendien kon er op dat moment al door de
kanonniers worden gekozen uit diverse soorten projectielen, zoals
de
massieve gietijzeren ronde kogel of de ontploffende kogel, de
voorloper
van de granaat. Hoewel aanvankelijk dus nog getracht werd de
bestaande
middeleeuwse verdedigingswerken aan te passen, werd al snel
duidelijk
dat geheel nieuwe antwoorden nodig waren. Torens en muren moesten
juist
worden verlaagd om ze minder kwetsbaar te maken voor de kogels.
Daarnaast moesten ze ook verstevigd worden met een zware aarden
wal,
die enerzijds de kracht van de inslaande kanonskogels moest
opvangen en
anderzijds de ruimte moest geven voor het opstellen van eigen
geschut.
Want hoewel de verdediging het hoofddoel bleef, gaf de opstelling
van
eigen geschut de verdediger de mogelijkheid ook een meer
aanvallende
positie tegenover de belegeraar in te nemen. Veel ideeën over
nieuwe strategieën en verdedigingswerken kwamen aan het einde van
vijftiende eeuw uit Italië."
Wat was hiervan bekend en is hiermee rekening gehouden bij de bouw
van
de Hoofdtoren als verdedigingswerk? De nieuwe, uit Italië
afkomstige inzichten betreffende vestingbouw
werden in Nederland vanaf ca. 1540 in praktijk gebracht (zie het
boek
van Sneep e.a. uit 1982 over vestingbouw). Dat was dus na de
aanleg van
de stadsomwalling van Hoorn uit 1508 en na de bouw van de
Hoofdtoren
in 1532. Zie ook Stichting
Menno
van
Coehoorn. Is er een ontwerptekening geweest
voor de Hoofdtoren, en is die bewaard gebleven? Is de toren ooit
beschoten?
Tijdens de slag op de Zuiderzee in 1573 werd daarvoor gevreesd.
Nog
tijdens de slag werd de hele dijk vanaf het Hoofd tot de
Westerpoort
van een nieuwe borstwering voorzien (Velius, hertaling, p. 528).
Tot
beschieting daarvan vanuit zee is het niet gekomen. In 1576 is
Adriaan
Anthonisz uit Alkmaar betrokken geweest bij de aanleg van
verdedigingswerken in Hoorn.
De
Hoofdtoren verspert
als het ware de toegang tot het Houten Hoofd. Er is alleen een
smalle
doorgang vlak naast de toren. Waarom is de toren juist op dat punt
gebouwd? Wat was de (functionele) relatie tussen de Hoofdtoren en
het
Houten Hoofd? Wat was de functie van het Houten Hoofd, laad- en
losplaats? Kerkmeijer (1941) denkt van niet. Volgens hem was het
Houten
Hoofd vanwege zijn betrekkelijk lichte constructie alleen geschikt
als
aanleg- en loopsteiger en niet geschikt voor zware lasten (zie
verder
voor citaat uit Kerkmeijer). Zeer
waarschijnlijk heeft ter plaatse van de smalle
toegang tot het
Hoofd een
poort gestaan, waarvan in 2004 funderingsresten zijn aangetroffen.
Daarop slaat ook de bijbeltekst "Gaet in doer die enghe poort" op
het fries, dat ter plaatse is ingemetseld in een kleine
aanbouw
aan de
toren, maar dat afkomstig moet zijn van de vroegere poort. Twee
andere
bijbelteksten op het fries verwijzen
waarschijnlijk naar een vorm van belastingheffing bij het
binnengaan
van de stad (zie afbeelding verder in deze website).
De
Knegt schrijft:
"Het zeehoofd bij de Hoofdtoren
was
in 1464 gebouwd om de grote zeeschepen bij het in- en uitvaren
van de
haven voor de havenmonding te kunnen manoeuvreren."
In het boek "Hoorn
en de zee" uit 2002 (pp. 21-22) schrijft Van Tartwijk het
volgende over de Hoofdtoren en het Houten Hoofd:
"Om de haven tegen vijandelijke
invallen te verdedigen werd in 1464 op de plaats van de huidige
Hoofdtoren een aarden bastion gebouwd. Daarbij was ook sprake
van een
'rechte steiger ten behoeve van de handelsvaart', het Houten
Hoofd.
Hier werd afgemeerd om handelsbrieven te laten controleren en om
accijnzen te betalen. Vanaf deze steiger werden schepen met
behulp van
een kaapstander of gangspil aan een tros de haven uitgetrokken.
In 1471
kwam er een accijnshuisje op het aarden bastion als voorloper
van de
Hoofdtoren. Deze werd in 1532 gebouwd en kreeg ook de functie
van
accijnshuis. Het fries op de Hoofdtoren, bij de vroegere
doorgang aan
de oostzijde (de Enghe Poort), getuigt hiervan."
De Hoofdtoren was dus niet alleen een verdedigingswerk maar had ook de functie van accijnshuis. Dit sluit aan bij het gegeven, dat in het "Vervolg op de Chronyk der Stad Hoorn" (Saaltink, 1992) de Hoofdtoren ook wordt aangeduid als Hoofdpóórt. En ook op de stadsplattegronden van Hoorn van Velius uit 1615 en Blaeu uit 1630 staat een poort getekend in de Hoofdtoren (zie verder). Op historische afbeeldingen van de Hoofdtoren zijn diverse aanbouwen en bijgebouwen te zien, voorzien van poorten, deuren en ramen. Ze zien er niet uit als opslag- of bergplaatsen. Het is voorstelbaar, dat daar administratieve handelingen en/of betalingen werden verricht.
Klik hier
voor een archiefstuk uit ca. 1630 getiteld "Consideratie tot
preservatie vant hooft".
Velius wijdt een aantal bladzijden (hertaling, pp. 191-200) aan
de
invoering van sterk verhoogde, nieuwe accijnzen in 1470-1471, in
het
bijzonder op buiten de stad gebrouwen bier à 15 stuivers per vat
(bier was volksdrank bij gebrek aan goed drinkwater), en ook op
wijn,
koren en zout. Dit leidde tot een heftig oproer (accijnsoproer).
In
deze tijd werd een
nieuw accijnshuisje gebouwd (Velius vermeldt niet wáár in
Hoorn), waar de burgers zich zeer laatdunkend over uitlieten. Een
vrouwspersoon beweerde dat zij 's nachts de duivel op dit huisje
had
zien zitten. De heren, hiervan horend, veroordeelden haar om in de
eerstvolgende processie mee te lopen met een brandende waskaars in
de
hand en een houten duivel op haar borst. Sindsdien werden de
inwoners
van Hoorn door nabuursteden wel duivelsdragers genoemd.
Klik hier voor de volledige foto (Collectie P. Nooteboom).
De onderstaande, al genoemde, afbeelding uit 1609 geeft een
duidelijke
weergave van de poort, met toegangen in de voor- en zijgevel:
Volgens het Westfries Archief (foto-1009) is dit een
"Gefantaseerde
voorstelling van de Hoofdtoren met ingang van de Binnenhaven in
1609".
Schrickx bespreekt deze afbeelding in het artikel
"Hersensmedingen van Andries Schoemaker" in het Kwartaalblad van
Oud
Hoorn
(2008,
nr. 2, pp. 51-57). Andries
Schoemaker (1660-1735) tekende "historische reconstructies" van
kastelen,
kerken, kloosters en andere gebouwen. Hij riep de hulp in van
Jacobus
Stellingwerf
(1667-1727) om fraaiere versies van zijn onbeholpen tekeningen te
maken.
Ze zijn niet naar het leven getekend. Zo is de bovenstaande
afbeelding
van de Hoofdtoren in 1609 zeer waarschijnlijk gebaseerd op de
plattegrond
van Hoorn van Velius uit 1615. De afbeelding is dus geen fantasie
maar
een verfraaide weergave van de schetsmatige afbeelding van de
Hoofdtoren
op de plattegrond van Velius, en voegt dus niets toe aan onze
kennis
van
de Hoofdtoren uit de tijd kort na 1600. Schoemaker was zich
hiervan
overigens
zelf wel bewust, schrijft Schrickx. Na het overlijden van
Stellingwerf
maakte Schoemaker gebruik van de diensten van Cornelis Pronk
(1691-1759),
die wel naar het leven tekende.
Het poortkarakter van de Hoofdtoren is ook duidelijk te zien op
de
stadsplattegronden
van Hoorn van Velius (1615) en Blaeu (1630). Zie de plattegronden
verder
op deze website. Maar hoe groot is de historische betrouwbaarheid
van
deze stadsplattegronden? De vraag, of in de Hoofdtoren wel of geen
poort aanwezig is
geweest,
en zo ja, waar zich precies de poortopeningen hebben bevonden, is
hiermee niet definitief beantwoord. In de
landzijde
van de toren zijn nu geen sporen waarneembaar van een vroegere
poort.Op
oude afbeeldingen van de Hoofdtoren zijn wel aanbouwen aan de
toren en
bijgebouwen te zien met daarin een poort.
In 2003 is de Hoofdtoren in eigendom verworven door de Vereniging
Hendrick de Keyser. In het Jaarverslag over 2003 van de Vereniging
staat het volgende over de Hoofdtoren:
"In 1532 werd de ingang van de
haven
voorzien van een zware kanonstoren, die tevens de toegangspoort
vormde
voor wie vanaf het houten hoofd de stad wilde binnengaan. .....
Dat men
zich in 1532 zeer wel bewust was van de prominent plek van deze
toren,
bewijst het feit dat kosten noch moeite gespaard werden om er
een
architectonisch pronkstuk van te maken.
Na 1600 ....
werd de oude poortdoorgang naar het houten hoofd, die zich
achter de
aangebouwde traptoren bevond, dichtgemetseld en vervangen door
een
'wandelpoortje' door de onderbouw van de traptoren. Aan de oude,
brede
onderdoorgang herinnert een fries uit 1532 met de tekst "Gaet in
doer
die enghe poort, Gheeft de Keyser wat hem toebehoort en gheeft
God
wat God toebehoort. Deze wijziging had waarschijnlijk plaats in
1614,
toen de Compagnie van Spitsbergen zijn intrek nam in de
bovenzaal van
de toren. ... Deze ruimte ... werd toegankelijk gemaakt via een
stenen
binnentrap die in de plaats kwam van het gesloopte ondergedeelte
van de
traptoren."
Op 7 februari 2011 liet de Vereniging Hendrick
de
Keyser voorts het volgende
weten:
"Waarom van het torendeel een stukje van
baksteen
is, heeft inderdaad te maken met het feit dat dit stukje
vroeger achter
de bescherming van een aanbouw zat (de vroegere dwarspoort,
die op veel
afbeeldingen staat). Bij de vorige restauratie (door de
Gemeente) is
hier
archeologisch onderzoek gedaan en die gegevens moeten dus bij
de
Gemeentelijke
Dienst zijn.
Bij onze laatste restauratie hebben wij
de
funderingsaanzet van die dwarspoort ook teruggevonden en weer
gedeeltelijk
hersteld (zit onder de houten steiger). Van de poort in de
zijmuur van
de toren zelf zijn geen aanwijzingen gevonden. Zoals al blijkt
op de
latere
prenten fungeert op een gegeven moment het kleine poortje als
doorgang.
Dat de grote poort er was, is ons inziens
zeker; de tekst op het fries uit 1532 verwijst daarnaar: “Gaet
in
doer
die enghe poort”. Doch die grote poort is spoedig
verdwenen. In ons
Jaarverslag 2003 pg. 11 gaan wij ervan uit dat die poort
vervangen is
door
de kleine doorgang in 1614, omdat toen de Compagnie van
Spitsbergen
zijn
intrek in de bovenzaal nam. Ten behoeve van deze bestemming is
de –
thans
nog aanwezige – stenen trap naar de bovenzaal gemetseld. Die
lijkt door
de vroegere grote toegangspoort heen te lopen.
Bovendien is bij de verbouwing in 1651
(toen
de klokketoren werd geplaatst) ook de vlakke gevel verandert:
niet
alleen
werd de trapgevel een halsgevel, maar op de begane grond werd
de
entree-partij
veranderd. Daardoor was een grote poort aan de zijkant
functieloos.
Resumerend: de grote poort was er; het
verklaart
deels waarom er aan die zijde baksteen zit (maar o.i. is de
belangrijkste
reden dat het in de zestiende eeuw al tot de landzijde
behoorde); de
grote
poort is vervangen door de kleine ergens in de periode
1614-1651."
Hierbij zijn twee opmerkingen te maken: (1) Het bakstenen deel van
de
zeezijde van de toren loopt helemaal
door tot aan de dakrand van de toren. Op de schilderijen die we
kennen van de Hoofdtoren, komen geen aanbouwen voor die tot de
dakrand
reiken. (2) In het bakstenen muurdeel komen opvallende horizontale
banden, bestaand uit kalksteen, voor (zgn. speklagen). Deze banden
hebben een puur
decoratieve functie, en bewijzen dus dat het bakstenen muurdeel in
het
zicht viel toen het werd gebouwd. Deze twee punten maken het
onwaarschijnlijk dat "het feit dat dit
stukje
vroeger achter
de bescherming van een aanbouw zat (de vroegere dwarspoort,
die op veel
afbeeldingen staat)" kan gelden als verklaring voor
het
bakstenen deel van de zeezijde van de toren. Het lijkt
waarschijnlijker, dat we de verklaring moeten zoeken in een grote
poort
die zich in de zeezijde van de toren heeft bevonden, ter plaatse
van
het huidige bakstenen deel. Let wel: tot nu toe zijn (nog) geen
bouwsporen gevonden van een poortdoorgang door de toren. De enige
aanknopingspunten daarvoor zijn de stadsplattegronden van Velius
(1615)
en Blaeu (1630). Velius tekent een poort in de toren op zijn
plattegrond van Hoorn uit 1615, maar spreekt in de tekst van zijn
Kroniek van Hoorn nergens over een mogelijke poortfunctie van de
toren.
Blaeu geeft in zijn plattegrond
van Hoorn uit 1630 de volgende afbeelding van de Hoofdtoren, met
een
poort in de zijmuur en een poort in de voorgevel:
De Hoofdtoren op de plattegrond
van
Hoorn van Blaeu uit 1630. Wat is de historische betrouwbaarheid
van
deze schets?
De tekst “Gaet in doer die enghe poort”
staat
vermeld
op
het
fries
van
een
kleine
aanbouw
aan
de
Hoofdtoren:
GAET IN DOER DIE ENGHE POORT MATH VII VS XIII - GHEEFT DE
KEYSER
DAT HE(M) TOEBEHOERT LUCAS XX - EN GHEEFT GOD DAT GOD
TOEBEHOERT
- ANNO XVC XXXIIII
(Bron van de twee bovenstaande foto's: Gevelstenen
Hoorn )
Afgaande op de ronde vorm van het opzetstuk met wapenschild kan
het
fries met opzetstuk zich ooit boven een poortje in een aanbouw aan
de
toren hebben bevonden, zoals afgebeeld in het
onderstaande schilderij van Jan Abrahamsz Beerstraten, 1622-1666
(detail). Volgens Overbeek (2008, pp. 81-82) wijkt de huidige
opstelling van het fries met opzetstuk echter toch zodanig af van
die
op het schilderij dat enige twijfel blijft bestaan, of het fries
wel
afkomstig is van het poortje zoals afgebeeld. Maar wat is dan de
herkomst van het fries met opzetstuk, en waarom is het tegen de
zijmuur
van de Hoofdtoren geplaatst, precies op het punt waar zich vroeger
het
betreffende poortje heeft bevonden? Is het misschien afkomstig van
een
andere of eerdere/latere poort in de Hoofdtoren? Of van een ander
bouwwerk?
Uitsnede uit een
schilderij van de Hoofdtoren door Jan Abrahamsz Beerstraten,
1622-1666.
Het gehele werk wordt verderop getoond.
De
Hoofdtoren op
historische stadsplattegronden van Hoorn
Misschien is
het deel van
zijgevel van de toren met daarin de poortopening
later
veranderd en vervangen door het in baksteen uitgevoerde deel
van
de halfronde zeezijde van de toren zoals we die nu kennen. Het
betreft
namelijk precies het gedeelte van de halfronde zeezijde van de
toren
dat
direct naast de smalle, slanke zijtoren is gesitueerd. Is
uit
andere
bronnen bekend, dat in de Hoofdtoren inderdaad een dergelijk poort
aanwezig
is geweest? De Hoofdtoren wordt in het Vervolg van de Kroniek van
Velius
op p. 19 e.a. inderdaad aangeduid als Hoofdpoort.
Wat was de functie van de poort? Vond daar betaling plaats van
heffingen, zoals tolgelden, havengelden, accijnzen, belastingen?
"Gefantaseerde voorstelling van de Hoofdtoren met ingang van de
Binnenhaven
in 1609" volgens het Westfries Archief (foto-1009).
Dit is de oudst bekende afbeelding van de Hoofdtoren,
waarschijnlijk
gebaseerd op de stadsplattegrond van Hoorn van Velius uit 1615.
Hij is
reeds uitvoerig besproken aan het begin van deze website.
Uitsnede
uit
het
schilderij
"Gezicht
op
Hoorn"
van
Hendrick
Cornelisz.
Vroom
uit
1622.
De
hoogste
toren
is
die
van
de
Grote
Kerk,
gebouwd
in
1531.
Klik
hier
voor het hele schilderij.
Detail van 'Gezicht op Hoorn'
van
H.C. Vroom, ca. 1622. De landzijde
van de Hoofdtoren heeft een
trapgevel. Er is nog
geen
klokkentoren. Let op de kantelen langs de bovenrand van de
torenmuur.
Deze zijn nu niet meer aanwezig. Hebben ze wel echt bestaan? Bij
de
Schreierstoren in Amsterdam uit 1487 twijfelt men daaraan. Aan
de
rechterzijde van de toren is
een lage aanbouw
zichtbaar met een poort. Het Houten Hoofd is gebouwd in 1464 en
verlengd met een
knik
in 1608.
Klik hier
voor het hele schilderij.
Gezicht
op
Hoorn,
Daniel
Meisner,
1630
Encomion Hornanum uit 1640-1660
Uitsnede
uit
het
Encomion
Hornanum
uit
1640-1660.
Nr.
15 is het havenlicht. De onderste
helft van de Hoofdtoren (nr. 14) wordt op dit
panorama afgeschermd door de bebouwing op het Oostereiland. Het
hele
panorama is te zien op de site van het Westfries
Museum, inv. nr. 03987.
Gezicht op Hoorn met links de Hoofdtoren, Jan Peeters, 1674
In het vervolg op de kroniek van Velius staat voor het jaar 1651
(p.
19):
"Dit jaar werd de toorn op de Hoofdpoort
gebouwd en een uurwerk in het zelve gebragt, slaande heel en
half uur
vol
uyt. In deese toorn wierden drie klokken gebragt, als een voor
het
heele
slag gegoten door P. Hemony Anno 1646, weegt 1425 Lb. Dese werd
ook in
tijden van brand of andere gevaaren geklept en voor het halve
slag een
gegoote door de vorige meester 1647, weegt 625 Lb. En een welke
alle
avonden
geluyt werd voor het vertrekken van het beurd of veerschip op
Amsterdam
à 175 Lb. Ook is in 1654 een ijsere leuning tot de omgang
gemaakt
à 1505 Lb."
Jan Abrahamsz Beerstraten 1622-1666. In 1651 is de trapgevel
vervangen
door een klokgevel en is een klokkentoren toegevoegd. De
gothische driepas op de hedendaagse voorgevel van de toren (zie de
foto
aan het begin van de site) ontbreekt hier in het fries boven het
begane-grond-deel van de onderpui.
IJs op
het
zoute water van de Zuiderzee met eb en vloed? Het was wel de tijd
van
de
zgn. Kleine IJstijd (ca. 1450-1850).
De toegang tot de binnenhaven bevond zich in die tijd vlak naast
de
Hoofdtoren. Bij de aanleg van de sluis in 1778 is de haventoegang
enkele tientallen meters naar het oosten verplaatst.
Detail uit het bovenstaande schilderij, weergevende een aanbouw
aan
de Hoofdtoren met enkele poortvormige in- of doorgangen. Is dit de
poort waarop wordt gedoeld in het boven geciteerde bericht van
Hendrick
de Keyser? Het deel van de zeezijde van de toren dat boven de
aanbouw
uitsteekt, bestaat hier duidelijk uit baksteen (met horizontale
banden
van een witte steensoort). Het lagere gedeelte van de torenmuur
(dus
het deel waar de aanbouw tegenaan is gebouwd), lijkt daarentegen
uit
kalksteen te bestaan. De aanbouw, zoals weergegeven op dit
schilderij,
bedekt dus slechts de onderste paar meter van de zeezijde van de
toren.
Op 10 Maart 1750 is de klokkentoren door een bolbliksem getroffen
en
verbrand. De toren zelf is gespaard gebleven, doordat het is
gelukt de
brand te blussen. Dit is na te lezen in het Vervolg op de Kroniek
van
Velius
op pp. 109-110. Gravure (ca. 1751) door Simon Fokke (1712-1784)
naar
een tekening door K.
Wiering.
Het Houten Hoofd als wandelsteiger,
Isaac Ouwater 1785
De Hoofdtoren in Terwen, 1858
Relevante citaten:
Op het Baadland heeft een toren gestaan die was opgetrokken uit
Bentheimer
steen. In het vervolg op de Kroniek van Velius staat op p. 6:
"Tussen opgemelde kraan (aan de Korperkuyl aan het Noordeynde van
de
Toorenstraat (= Ottosteeg) en de Baatlants brug stond een sware
toorn
van
Bentemer steen gebouwt en de Baatlands Toorn genaamt. Deze toorn
afgebroken
zijnde, is van die steenen voor een groot gedeelten de Baatlands
wal
aan
de Kielhaven gemetzelt. De overblijfselen deser toorn sijn in de
maand
1753 ontbloot geweest en doe is gebleeken, dat sijn gedaante is
geweest
als die van de Hoofd Toorn of Poort, namelijk rond na buyten en
vlak
aan
de binnen zijde van de stad. De muur was ongelijk van dikte dog
vrij
swaar
en tussen de 4 à 3 voeten dik."
Volgens Saaltink (noot 33 bij deze passage) gaat het hier om een
andere
toren dan de Baatlands toren die door Velius wordt genoemd.Wanneer
is
de Baatlands toren afgebroken? Dat wordt niet vermeld in de
kronieken.
Vervolg op Velius p. 23, het jaar 1660:
"Ook werd tot nut en geryf van een ygelijk op de Hoofd toorn om de
wind aan te wijzen, een koper fregat schip geplaast."
Met dank aan Jan de Bruin (Westfries Archief) voor aanwijzingen
betreffende de afbeelding van de Hoofdtoren uit 1609.
Archiefstudie
Een verkennende archiefstudie naar de bouwhistorie van de
Hoofdtoren in
het Oud
Archief van de Stad Hoorn heeft vrijwel geen resultaten
opgeleverd. Een
korte notitie
over de "Tooren bij 't Hooft" is gevonden in het Resolutieboek van
Burgemeesters en Vroedschappen uit 1530:
Transcriptie:
Tooren bij 't hooft (Dit
is
een latere toevoeging in de marge.)
Is oick gestempt dat men buijten opt
gat vanden
haven sullen macken 't fundament van een toeren
ende dat op halen (=ophogen)
ende te minsten gelijck den aerde
soe drae alsmen mach. Actum als heden ten dage als boven.
(Bovenaan de pagina staat als datum vermeld 14 februari
1530).
Uit deze korte notitie blijkt niet, dat de toren zou moeten
worden
gebouwd op het punt waar al een aarden blokhuis stond. Zie het
begin
van de site.
In het Oud Archief van Hoorn is überhaupt weinig te vinden over de verdedigingswerken van Hoorn (stadsmuren en -wallen). Dit is ook het geval in Alkmaar, blijkens een opmerking in RAMA 16 uit 2010: "Het (archeologisch) onderzoek (van Alkmaarse vestingwerken) leverde tal van nieuwe gegevens op, mede doordat er over de 16de- en vroeg 17de-eeuwse bouwactiviteiten aan de stadsmuren toch niet zoveel archiefstukken zijn overgeleverd als men zou verwachten."
Ter vergelijking
Hoe groot moeten we ons een poort in de Hoofdtoren voorstellen?
Moesten
er scheepsladingen, gelost op het Houten Hoofd en vervoerd met
paard en
wagen, door kunnen passeren? Hier twee foto's, resp. van de
stadszijde
en de buitenzijde van de Koepoort in Hoorn die is afgebroken in
1871.
Hij stond waar nu het Koepoortsplein is. De Koepoort (Gouwerpoort
genoemd in vroegere documenten) is gebouwd in
1508 (Kroniek Velius, hertaling p. 283). Het poortgebouw behoort
tot de
Gotiek. De poortomlijsting is uit latere tijd. Op het
fries boven de poortingang aan de stadszijde staat Anno 1669, de
tijd
van het Hollands Classicisme. De poortomlijsting aan de
buitenzijde is
ouder (Noordelijk Maniërisme). Kerkmeijer (1941) is van mening,
dat het Houten Hoofd vanwege zijn lichte constructie nooit heeft
gediend als laad- en losplaats van schepen. Daarmee vervalt de
noodzaak
van een grote poort in de Hoofdtoren.
Linker foto: blik vanuit de Achterstraat op de Koepoort. In het
pand op
de hoek zat een paardenverhuurbedrijf en Café
de
Morgenster. Daar is jaren later de auteur
geboren.
Enkele voorlopige
conclusies
1. De Hoofdtoren is niet alleen een verdedigingstoren geweest
maar
ook een accijnstoren.
2. Vanwege de functie van accijnstoren is er een aanbouw met een
poort
naast de toren gebouwd. De aanbouw komt op diverse schilderijen
voor,
en er zijn nog funderingsresten van aanwezig. Er komt al een
aanbouw
aan de toren voor op de stadsplattegrond van Hoorn van
Guicciardini uit
1582.
3. Er is enige grond voor het vermoeden, dat zich ook ín de
Hoofdtoren een poort heeft bevonden. Er is een poort in de toren
getekend op de stadsplattegronden van Hoorn van Velius (1615) en
Blaeu
(1630). Een vroegere poort in de Hoofdtoren zou een verklaring
kunnen
zijn voor het afwijkende bakstenen deel van de gevel aan de
zeezijde.
Duidelijke aanwijzingen, zoals bouwsporen, voor een poort in de
toren zijn echter nog niet gevonden. Als juist is, dat het Houten
Hoofd
vanwege zijn betrekkelijk lichte constructie nooit heeft gediend
als
laad- en losplaats van schepen, verliest de poorthypothese aan
waarschijnlijkheid. Verder onderzoek is nodig. Misschien
dat archiefstudie hier licht
op kan werpen.
4. Het natuurstenen deel van de muur aan de zeezijde is niet
volledig
opgetrokken uit natuursteen (Gobertange kalksteen),
maar is met Gobertange steen beklééd, zoals het geval was
bij meer 15e
en 16e eeuwse gebouwen. De muur bestaat verder uit breuksteen en
baksteen.
5. Aan het begin van de site worden zes mogelijke verklaringen
opgesomd
voor de toepassing
van twee verschillende steensoorten (Gobertange kalksteen en
baksteen)
voor de Hoofdtoren. Geen van deze hypothesen kan op dit moment al
met
zekerheid worden verworpen. Geldgebrek lijkt onwaarschijnlijk. De
auteur acht het waarschijnlijk dat
Gobertange steen is toegepast als gevelbekleding "voor een rijker
effect". Dat een deel van de achterzijde van de toren niet uit
Gobertange steen maar uit baksteen bestaat, lijkt een gevolg van
de
vroegere aanwezigheid van een grote aanbouw aan de toren op die
plaats.
Die aanbouw is later afgebroken. Toch moeten we voorzichtig zijn
met
die conclusie, want op oude schilderijen is al duidelijk baksteen
met
witte speklagen te zien boven de betreffende aanbouw, precies
zolas we
de toren nu kennen.
Bronnen:
-
Bitter, P., 2010. Die muere van onse voorouders. Opgravingen van
vestingwerken aan de noordkant van Alkmaar (2006-2009). Rapporten
van
Alkmaarse Monumenten en Archeologie, nr. 16 (RAMA 16), Gemeente
Alkmaar, 105 pp.
- Davids, C.A., 1985. Zeewezen en wetenschap. De wetenschap en de
ontwikkeling van de navigatietechniek in Nederland tussen 1585 en
1815.
De Bataafsche Leeuw, Amsterdam/Dieren, 518 pp.
- Hurx, M., 2006. Het repertoire van de exportarchitectuur in de
vijftiende en zestiende eeuw in de Nederlanden. Master
Thesis,
Universiteit
Utrecht,
114
pp.
- Janse, H. en Van Straalen, Th., 1975. Middeleeuwse stadswallen
en
stadspoorten in de lage landen. Europese Bibliotheek - Zaltbommel,
tweede druk, 176 pp.
- Kerkmeijer, J.C., 1941. De historische schoonheid van Hoorn.
Heemschut Serie, Deel 10. Allert de Lange, Amsterdam, 107 pp.
- Lesger, C.M., 1990. Hoorn als stedelijk knooppunt.
Stedensystemen
tijdens de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Hollandse
Studiën 26, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 240 pp.
- Margry, P.J., Ratsma, P. en Speet, B.M.J., 1987.
Stadsplattegronden.
Werken met kaartmateriaal bij stadshistorisch onderzoek. Hollandse
Studiën 20, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 91 pp.
- Muller, A. (redactie), 2002. Hoorn en de zee,
Publicatiestichting Bas
Baltus, Hoorn, 304 pp.
- Overbeek, H., 2008. Hoornse gevelstenen en andere huistekens.
Een
geschiedenis in steen en hout. Cultuurhistorische Reeks Hoorn,
Deel 5.
Publicatiestichting Bas Baltus, Hoorn, 256 pp.
- Restauratiebericht van aannemer Abma-Ursem, 2004.
- Schrickx, C., 2008. Hersensmedingen van Andries Schoemaker.
Kwartaalblad van Oud Hoorn, Jaargang 30, Nr. 2, pp. 51-57.
- Sneep, J., Treu, H.A. en Tydeman, M., 1982. Vesting. Vier eeuwen
vestingbouw in Nederland. Stichting Menno van Coehoorn, Den Haag,
De
Walburg Pers Zutphen, 191 pp.
- Stenvert, R., Kolman, C., Van Ginkel-Meester, S. en
Stades-Vischer,
E. 2006. Monumenten in Nederland. Rijksdienst voor de
Monumentenzorg,
Zeist en Waanders Uitgevers, Zwolle, 604 pp. Ook te lezen op Internet.
- Velius, 1648 - Kroniek van Hoorn, hertaling 2007 in twee delen
van de
derde druk.
- Vereniging Hendrick de Keyser - Jaarverslag 2003.
- Vereniging Hendrick de Keyser - Jaarverslag 2004.
- Vervolg op de Chronyk der Stad Hoorn van de heer T. Velius. De
boeiende
jaren tussen 1630 en 1799 (verzorgd door H.W. Saaltink, 1992).
- Walsmit, E., Kloosterboer, H., Persson, N en Osterman, R., 2009.
Spiegel van de Zuiderzee. Geschiedenis en Cartobibliografie van de
Zuiderzee en het Hollands Waddengebied. Utrechtse
Historisch-Cartografische Studies, 9, Hes en De Graaf Publishers
BV,
Houten, 744 pp.
- Westfries Archief
te Hoorn.
- Portolan
kaarten
Site gemaakt in Februari - Mei
2011.